Als klein meisje hield ik al van lekker eten.

Ik at ook alles, en genoot daarvan.

Totdat ik ging worstelen met nare gedachten en gevoelens.
Ik kon ze niet kwijt, ik kon er niet over praten, met niemand.
Ik had geen liefdevolle ouders waarbij ik terecht kon, ik had geen vrienden.
Eten werd mijn grootste vriend, althans zo leek het…

Iedere keer als ik me naar voelde greep ik naar koek, snoep, chips of iets dergelijks.
Dan voelde ik me in het moment even weer wat fijner en hoefde ik die nare gevoelens en gedachten even niet te voelen.
Dat hield ik een aantal jaren zo vol.

Ik werd al jarenlang gepest op school, en door deze situatie werd dat nóg meer.
Dikkertje dap, Chantal skippybal, en ga zo maar door…
Eind van de mavo stopte ik ermee, ik wilde niet langer zo doorgaan.

Ik besloot dat ik minder wilde wegen.
Ik besloot na iedere eetbui deze te compenseren zodat ik er niet meer van zou aankomen.
Alleen bleek mij dit niet goed af te gaan.
Ik kon het niet.

Ik was wel vastbesloten af te willen vallen, eerst onder begeleiding, en dat lukte.
Ik kreeg ook complimenten.
Ik was er goed in, en ik sloeg erin door.

Ik schaamde me voor het feit dat ik at, en ik voelde me schuldig na ieder eetmoment.
Ik merkte dat ik mijn gevoelens en gedachten ook kon verdoven door minder of niet te eten.
Ook dat voelde in het moment even fijn, alleen kwam dat gevoel steeds weer terug.
Totdat ik op een punt kwam waarbij ik zo weinig woog dat ik helemaal niks meer voelde.
Geen boosheid, geen angst, geen verdriet, en ook geen blijdschap.

Ik voelde niks, ik was compleet afgestompt.

Totdat ik op een punt kwam dat ik inzag dat het zo niet langer ging en ik hulp nodig had en zocht.
Ik bleek anorexia nervosa te hebben en ik moest naar een kliniek waar ik weer opnieuw zou leren eten.
Toen ik dat hoorde, voelde ik ergens ook opluchting.
Want ik mocht weer eten, iets waar ik altijd dol op was en waarvan ik genoot.

Natuurlijk was ik bang want de eetstoornis vertelde me dat ik van eten dik zou worden of dat ik ervan zou aankomen.
En toch koos ik ervoor om er voor te gaan.
Dus vanaf dag 1 in de kliniek ben ik dat gaan doen.
Ik at wat op mijn voedingslijst stond, en ik daagde mezelf uit met bijvoorbeeld broodbeleg.
Ik koos chocoladehagelslag in plaats van jam.
Ik belegde mijn brood volledig in plaats van minimaal.
En daar vonden de medebewoners, die ook in herstel waren, iets van.
Dat staken ze niet onder stoelen of banken.

“Ik was niet ziek genoeg.”
“Ik had geen anorexia.”
“Ik hoorde niet thuis in een eetstoorniskliniek.”
Dat waren allemaal opmerkingen die ik dag in dag uit naar mijn oren kreeg.

Daardoor
– schaamde ik me voor het feit dat ik dol op eten was en dat hoorde niet bij iemand die anorexia had en opgenomen was in een eetstoorniskliniek.
– voelde ik dat ik niet hoorde te verlangen naar koek, chips, pizza, ijs etc.
– mocht ik niet genieten van het eten.
– mocht ik mijn bord niet leeg eten.
Zij gaven me wederom het gevoel dat ik er niet bij hoorde, dat ik gepest werd.

En daar deed de eetstoornis nog een schepje boven op, want die dacht er precies hetzelfde over…

En toch bleef ik steeds denken:
Waarom zou iemand met anorexia niet dol kunnen zijn op eten?
Ik was dol op eten en daar was niets in veranderd, nog steeds niet overigens.
Tijdens mijn eetstoornis was ik elke dag in mijn hoofd bezig met eten.
Ik fantaseerde over wat ik allemaal lekker vond en wat ik weer wilde gaan eten als ik hersteld zou zijn.
Ik maakte de lekkerste maaltijden en taarten voor mijn ouders en broertje klaar en kon ervan genieten om daarmee bezig te zijn.
Dat wat ik wel at, smaakte extra lekker omdat ik zo weinig mocht eten van de eetstoornis.
Ik genoot van de momenten waarop ik wel mocht eten en leefde hier de hele dag naar toe.

Gedurende mijn herstel zag ik steeds meer in dat het gestoord was dat de anorexia me het gevoel gaf dat het een prestatie was om de eetstoornis vol te houden.
Het was geen prestatie om mijn leven kapot te maken en te vluchten voor de werkelijkheid.
Het was een prestatie om mijn angsten te overwinnen, de pijn te verdragen en het leven aan te gaan.

Ik vond het enorm moeilijk om te kiezen voor herstel en weer meer, gevarieerd en genormaliseerd te gaan eten, én ik vond het ook heerlijk.
Eindelijk kon ik weer pannenkoeken eten, van taart genieten en aan ijsjes likken.
Ik had daar zo lang naar verlangd en nu kon het ineens allemaal.

Ik wil je meegeven dat er niet één manier is waarop je je eetstoornis móet hebben.
Het is niet zo dat als je lijdt aan een eetstoornis dat je dan niet gek bent op eten.
Je hoeft niet te voldoen aan bepaalde gedragsregels of denkwijzen om anorexia of een andere eetstoornis te hebben.
Je kunt niet slagen in een psychische ziekte.
Je kunt er ook niet in falen.
Hoe eerder jij weer kunt genieten van eten zonder die vreemde en nare eetstoornisgedachten, hoe krachtiger je bent, hoe fijner je leven zal zijn en hoe mooier je toekomst.
Laat je niet voor de gek houden door die zieke eetstoornisgedachten!

In hoeverre herken jij je in mijn verhaal?

Pin It on Pinterest